Mogelijke ongewenste effecten van doneren

We zorgen dat doneren voor jou zo veilig mogelijk is. De meeste donaties geven helemaal geen, of zeer milde reacties. Toch is het belangrijk dat elke donor op de hoogte is van de mogelijke ongewenste effecten die kunnen optreden, en hoe je ze eventueel kunt voorkomen of verminderen. 

Volg altijd de adviezen en instructies rond de donatie op en meld een ongewenst effect direct, zodat we je optimaal kunnen begeleiden. Overleggen met een donorarts kan op de bloedbank of telefonisch via 088-7308686 (bereikbaar ma t/m do 8:00-20:00u en vrij 8:00-17:00u).  
 

  1. Bloeduitstorting 
    Bij een bloeduitstorting met als gevolg een blauwe plek hoopt bloed zich op onder de huid. Dit kan gebeuren tijdens of na het aanprikken, of bij het verwijderen van de naald. Soms geeft dit pijnklachten. Door het teruggeven van bloedcellen en de langere afnametijd bij een plasmadonatie is de kans op een bloeduitstorting groter bij een plasmadonatie dan bij een bloeddonatie. Een bloeduitstorting is niet ernstig en de blauwe plek trekt vanzelf weer weg.
    Zet op de dag van donatie geen kracht (tillen, duwen, trekken) met de arm waarin geprikt is.
     
  2. Pijnlijke arm
    Pijn, tintelingen of een zwaar gevoel in de arm na een donatie kan verschillende oorzaken hebben. Het kan komen doordat je te lang in één houding hebt gelegen, of door een bloeduitstorting. Aan de binnenzijde van de ellenboog bevinden zich naast een aantal aders ook spieren, pezen en zenuwen. Als dat geraakt is tijdens het prikken, kan dit ook tot pijn leiden.
    De klachten verdwijnen vrijwel altijd binnen een paar weken.
     
  3. Duizeligheid, misselijkheid en flauwvallen
    Sommige donors krijgen tijdens of na de donatie last van duizeligheid of misselijkheid. Dit is vaak een reactie op angst of spanning voor de afname, in combinatie met een tijdelijke vermindering van het bloedvolume. Het zijn ongevaarlijke klachten die vanzelf overgaan. Flauwvallen is vervelender, vooral als dit buiten de bloedbank gebeurt. Daarom is het belangrijk de eerste twaalf uur na de donatie voorzichtig te zijn met activiteiten waarbij flauwvallen een risico kan opleveren, bijvoorbeeld klimmen of duiken.
    Het advies is om voor je donatie goed te eten en drinken. Na donatie wordt geadviseerd 10-15 minuten in het donorcafé plaats te nemen en extra te drinken. Vermijd daarnaast fysieke inspanning op de dag van de donatie. 
     
  4. Een dalend hemoglobine (Hb) of ijzervoorraad 
    Het Hb-gehalte wordt bewaakt door een maximum te hanteren aan het aantal donaties per jaar. Ook controleren wij bij iedere donatie het Hb. Als het Hb lager is dan de grenswaarde dan mag niet gedoneerd worden. Door een tijdje niet te doneren, kan het Hb weer op peil komen. Zo wordt voorkomen dat bloedarmoede ontstaat. Bij vermoeden van een medische oorzaak voor een laag Hb word je naar de huisarts verwezen.
    Ondanks bovengenoemde maatregelen kan de ijzervoorraad onder de grenswaarde dalen. Om dit te voorkomen, wordt de ijzervoorraad in het lichaam bewaakt door bij bloeddonors regelmatig het ferritinegehalte te bepalen. In sommige situaties kan geadviseerd worden minder vaak te doneren of te overwegen om plasmadonor te worden.
     
  5. Nabloeden
    Een enkele keer kan de plaats waar de donor in de arm is geprikt, op een later moment gaan bloeden. Dit kan gebeuren als de prikplek onvoldoende lang of niet goed afgedrukt is of bij voortijdige krachtsinspanning met de arm. Het kan ook spontaan gebeuren.
    Tien minuten goed afdrukken van de prikplaats is meestal voldoende om de bloeding te stoppen.
     
  6. Het aanprikken van de slagader 
    Sporadisch wordt de slagader in plaats van de ader aangeprikt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als de slagader oppervlakkiger of anders loopt dan gebruikelijk. De donatie wordt dan direct beëindigd. De aanprikplaats wordt daarna goed dichtgedrukt en verbonden om de kans op een nabloeding te verkleinen.
    Het verband moet minstens zes uur blijven zitten.
     
  7. Aderontsteking (flebitis)
    Heel soms ontstaat in de dagen na een donatie een bacteriële ontsteking van de aangeprikte ader. Doordat er steriel gewerkt wordt, komt dit gelukkig weinig voor.
    Als dit gebeurt, is het belangrijk contact op te nemen met een donorarts of anders de huisarts. Een antibioticumkuur is meestal niet nodig.
     
  8. Allergische reactie
    Sommige donors kunnen allergisch reageren op bijvoorbeeld het verband of desinfectiemiddel dat gebruikt wordt. Dit geeft meestal klachten zoals jeuk of roodheid. Hevige allergische reacties zijn uiterst zeldzaam. Advies: heb je een allergische reactie van het verband of desinfectiemiddel, geef dat dan aan bij je volgende afspraak.  
     
  9. Citraatreactie (alleen bij doneren van plasma of bloedplaatjes)  
    Bij plasmadonatie of een bloedplaatjesdonatie wordt citraat gebruikt als antistollingsmiddel. Er komt een kleine hoeveelheid citraat in het bloed. Citraat is een onschuldig middel dat in het lichaam snel wordt afgebroken en kan zorgen voor een lichte daling van het calcium in je bloed. Dit kan tintelingen rond de mond of misselijkheid geven. De machine wordt dan langzamer gezet. De klachten trekken vanzelf weg.
    Als je dit aan voelt komen, laat het dan meteen aan de medewerker bij de bloedbank weten.
     
  10. Littekenvorming
    Door vaak doneren en aanprikken kan littekenvorming in de elleboogplooi ontstaan. Dit gebeurt eerder bij mensen met een huidtype dat sneller littekenweefsel geeft. Dit kan ook leiden tot een wat minder gevoelige huid.

 Overleggen met een donorarts kan op de bloedbank of telefonisch via 088-7308686 (bereikbaar ma t/m do 8:00-20:00u en vrij 8:00-17:00u).