Veelgestelde vragen

Filter resultaten

Filter categorieën

Bloed geven (104) Coronavirus (9) Mag ik bloed of plasma geven (267) MijnSanquin (12) Over Sanquin (23) Over bloed (61) Over plasma (5) Plasma geven (58) Serum geven (9)
Zoek hier ook op trefwoord voor meer informatie over een onderwerp, medicijn of ziekte.
  • Hoeveel liter bloed heeft een mens?

    De hoeveelheid bloed in het menselijk lichaam is 7% en dit bestaat weer voor 86% uit water.

    Gemiddeld heeft een vrouw 4,5 liter bloed en een man 5,6 liter. Bij iedere bloeddonatie geef je 500 ml bloed. Je lichaam kan dit goed missen, maar heeft wel weer tijd nodig om te herstellen.

    Tussen twee bloeddonaties moet daarom minimaal 56 dagen (8 weken) zitten voor mannen; voor vrouwen is dat 122 dagen (4 maanden). De hersteltijd na een bloeddonatie is voor vrouwen namelijk langer.

  • Waaruit bestaat mijn bloed?

    Je bloed bestaat voor ongeveer de helft uit plasma. Plasma bestaat voornamelijk uit vocht en eiwitten. De andere helft bestaat uit bloedcellen (rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes).

  • Wat is ferritine?

    Het ferritinegehalte in het bloed is een goede maat voor de ijzervoorraad in je lichaam. Ferritine is een eiwit dat zorgt voor de binding van ijzer aan de rode bloedcellen en is nodig voor opslag van ijzer in de lever en in het beenmerg.

    Wat is de functie van ijzer in het bloed?

    Om hemoglobine (Hb) aan te maken is ijzer nodig. Hemoglobine zorgt voor het zuurstoftransport naar alle organen zodat ze goed werken. Maar als je niet genoeg ijzer hebt, kan dit op de lange termijn tot bloedarmoede leiden.

    IJzervoorraad te laag, en nu?

    Van een ijzertekort hoef je niet direct last te hebben, maar leidt dit tot bloedarmoede dan geeft dit meestal wel klachten. Klachten kunnen zijn vermoeidheid, spierzwakte, concentratieproblemen en hoofdpijn. Het is dan belangrijk om maatregelen te nemen om de ijzervoorraad weer op peil te krijgen. Om bloedarmoede voor te zijn, voeren we stapsgewijs - per groep afnamelocaties - een ferritinemeting in. Met de ferritinemeting houden we jouw ijzervoorraad goed in de gaten.

  • Hoelang kan bloed worden bewaard?

    Bloed bestaat uit meerdere onderdelen en de bewaringstermijn verschilt per onderdeel. Rode cellen kunnen 35 dagen worden bewaard, bloedplaatjes zeven dagen en plasma wordt ingevroren en kan dan zelfs twee jaar of langer worden bewaard.

  • Hoeveel bloedgroepen zijn er?

    Er zijn ruim 380 verschillende bloedgroepen. Meestal gaat het bij de bloedbank om de bloedgroepen van het ABO-systeem en om het rhesus (D)-kenmerk of de rhesus-factor (+ of -). Er zijn op basis hiervan acht bloedgroepen, namelijk A+, A-, B+, B-, O+, O- AB+ en AB-

  • Wat houdt een bloedgroep eigenlijk in?

    Het woord bloedgroep betekent letterlijk dat een bepaald erytrocytenantigeen - een molecuul op de buitenkant van de rode bloedcel - slechts bij een bepaalde groep mensen voorkomt. Daardoor kunnen mensen na een transfusie met bloed van een ander individu antistoffen maken tegen bloedgroepantigenen die op het donorbloed aanwezig zijn, maar op het eigen bloed ontbreken. In het ergste geval reageren die antistoffen met de antigenen zodanig dat de rode cellen worden afgebroken (hemolyse), met alle gevolgen van dien voor de patiënt. Daarom moeten de rode bloedcellen van de donor en de ontvanger zo goed mogelijk bij elkaar passen.

  • Welke bloedgroepen komen het meeste voor?

    Binnen de Nederlandse bevolking zien we vooral de bloedgroepen 0 (47%) en A (42%). De bloedgroepen die beduidend minder voorkomen zijn B (8%) en AB (3%). Daarnaast is 84% rhesus (D)-positief en 16% rhesus (D)-negatief. Veel donors en patiënten zijn dus A+ of 0+, terwijl B- en AB- juist weinig voorkomen.

  • Aan welke bloedgroep is de grootste behoefte?

    Het liefst geven wij patiënten bloed van hun eigen bloedgroep. Dat is het meest passend. Dus een patiënt met bloedgroep AB-positief geven we bloed van een AB-positieve donor. Daarom heeft de bloedbank alle bloedgroepen hard nodig.

    De bloedgroep 0-negatief wordt relatief veel gebruikt in de ziekenhuizen doordat bijna iedereen dit bloed kan ontvangen. Als er bijvoorbeeld bij een ongeval of een grote operatie in het ziekenhuis plotseling veel bloed nodig is, dan komt bloedgroep 0-negatief altijd van pas. Ook als er een tekort is aan bloed van een andere bloedgroep, kan 0-negatief als vervanger optreden. Om deze redenen is er altijd een ruime voorraad 0-negatief bloed nodig en zal de bloedbank soms donors met deze bloedgroep extra vaak oproepen voor een donatie.

  • Wat gebeurt er als de bloedgroep van donor en patiënt verschillen?

    Als de bloedgroepen van donor en ontvanger niet passend zijn, reageren antistoffen tegen de bloedgroepantigenen en dit leidt tot hemolyse, oftewel afbraak van de rode cellen. Dit heeft ernstige gevolgen voor de patiënt.

  • Welke bloedgroepen passen bij elkaar?

    Voor het AB0-bloedgroepsysteem gelden de volgende principes:

    •Bloed van bloedgroep 0 kan aan iedereen worden toegediend. 
    •Bloedgroep A kan worden toegediend aan patiënten met A en AB. 
    •Bloedgroep B kan worden toegediend aan patiënten met B en AB. 
    •AB kan alleen worden toegediend aan mensen die zelf ook AB hebben. 

    Voor het rhesus-bloedgroepsysteem gelden de volgende principes:

    •RhD-negatief bloed kan aan iedereen worden toegediend.
    •RhD-positief bloed kan alleen worden toegediend aan mensen die zelf RhD-positief zijn.  

    Bovenstaande regels gelden voor bloed, niet voor bloedplasma. Als een patiënt door eerdere bloedtransfusies of een zwangerschap een antistof tegen een bepaalde bloedgroep heeft ontwikkeld, dan moet naast de bovengenoemde AB0- en rhesus-bloedgroepen ook met andere bloedgroepen rekening worden gehouden.

    Vrouwen

    Daarnaast zijn er voor vrouwen jonger dan 45 jaar extra voorwaarden bij de selectie van donorbloed. Naast de AB0- en RhD-bloedgroep wordt er dan ook gekeken naar de bloedgroepen Rhc, RhE (van het rhesus-systeem) en naar de bloedgroep K (van het Kell-systeem). Voor vrouwen met een kinderwens is het belangrijk dat zij door een bloedtransfusie niet worden gesensibiliseerd  door delen van het donorbloed, zoals bijvoorbeeld het K-antigeen van het Kell-systeem. Wanneer dit wel gebeurt, maken zij antistoffen aan die later problemen kunnen geven bij een nieuwe bloedtransfusie of bij een pasgeboren baby.