Het was een moeilijke bevalling voor Inger, nu negen jaar geleden. Haar dochter Aafke zat tijdens het persen klem en moest er snel uit omdat een zuurstoftekort dreigde. De gynaecoloog besloot een handje te helpen met een vacuümcup, waarvoor bij Inger een knip moest worden gezet. “Achteraf bleek dat hij daarbij een ader heeft geraakt”, vertelt Inger. “Ik moest direct na de bevalling naar de operatiekamer omdat de placenta niet loskwam, maar ik had ondertussen al veel bloed verloren.” Ze kreeg een transfusie, maar daar werd ze juist zieker van. “Ik kwam in een shock, had 43 graden koorts terwijl ik rilde van de kou. Ik wilde alleen maar naar mijn kind toe, maar tegelijkertijd schoot door me heen: ga ik dit eigenlijk wel halen?”
Nieuwe transfusie
Er werd snel gehandeld, de transfusie werd gestopt en Inger kreeg onmiddellijk een infuus om veel vocht toe te dienen. Vervolgens kreeg ze een nieuwe bloedtransfusie, die gelukkig wel goed ging. “Gek genoeg was dat van dezelfde bloedgroep als de eerste transfusie, die gewoon past bij mij. Waardoor het nou misging de eerste keer, weet ik nog steeds niet.” (Dit treedt meestal op door antistoffen in het bloed van de donor, maar soms wordt er geen oorzaak gevonden – red.)
Geen donor
Gelukkig kon Inger een paar uur na de geboorte eindelijk dochter Aafke in haar armen houden en bij haar laten drinken. Ze moest wel nog een paar dagen in het ziekenhuis blijven en ze kreeg in die tijd nog extra bloed om aan te sterken.
Pas later besefte ze dat het donorbloed haar leven had gered. “Ik had voorheen eigenlijk nooit over donorschap nagedacht. Na mijn bevalling wilde ik graag donor worden, maar toen kwam ik erachter dat dat niet meer kan als je zelf een transfusie hebt gehad.” Heel jammer, vond ze. Des te meer toen haar dochter Aafke donors nodig had.
Ziekte van Kawasaki
Aafke was 2,5 toen ze klachten kreeg die leken op een klassieke kinderziekte, zoals roodvonk of rode hond. Inger: “Rode wangen, rode handen en koorts. De huisarts schreef een antibioticum voor, maar dat hielp niet. De klachten werden alleen maar erger: ze kreeg wondjes in haar mond, dikke lippen en werd overal rood.” Na wat speurwerk op internet dacht Inger zelf aan de ziekte van Kawasaki, een ziekte waarbij er ontstekingen in de bloedvaten ontstaan en die vooral jonge kinderen treft. “De huisarts wuifde mijn suggestie weg, volgens hem kon het dat niet zijn.”
Patatjes
Toen Aafke al vijf dagen meer dan 40 graden koorts had, werd het Inger te gortig. Ze nam haar dochter mee naar het ziekenhuis en vroeg om een kinderarts. “Doordat Aafkes aderen allemaal ontstoken waren, gedroeg ze zich ‘wild’. In het ziekenhuis gaven ze haar eerst een middel om rustig te worden. De kinderarts stelde vast dat het inderdaad de ziekte van Kawasaki was. Dan moet je juist géén antibiotica krijgen, maar zo snel mogelijk immunoglobulinen, dat zijn eiwitten uit menselijk plasma.”
Aafke kreeg een infuus met immunoglobulinen en knapte inderdaad razendsnel op. Inger: “Dat was bizar om te zien. De volgende dag al liep ze – met het infuus nog aan haar armpje – rustig rond in het ziekenhuis. Spelend en patatjes etend. Ik moest een beetje huilen, toen we samen in het ziekenhuisbed lagen. Daar snapte ze niks van. ‘Maar mama, ík ben ziek, jij toch niet?’ zei ze.”
Net op tijd
Na vijf dagen mocht Aafke naar huis, de eenmalige behandeling met immunoglobulinen was voldoende om haar eigen immuunsysteem op gang te helpen. Ze bleken net op tijd naar het ziekenhuis te zijn gegaan. Inger: “Die immunoglobulinen moet je binnen zeven dagen krijgen, anders heb je grote kans dat de kransslagader bij je hart permanent beschadigd raakt, zo werd ons verteld. Ik begreep van de arts ook dat het geneesmiddel wordt samengesteld uit plasma van duizenden donors. Dat vind ik heel indrukwekkend.” Aafke, inmiddels een blakende meid van 9 jaar, heeft daar ook wat over te zeggen: “Ik vind het heel aardig dat andere mensen mij hebben geholpen!”
Aansporing
Inger: “Tot twee keer toe gered worden dankzij donors, het blijft bijzonder. Ik hoop van harte dat het hierbij blijft voor ons gezin! Al kan ik zelf geen donor meer worden, ik kan wel anderen aansporen om zich aan te melden. Door ons verhaal op deze manier te delen, hoop ik dat mensen beseffen hoe belangrijk donors zijn.”