Onderzoek van Dorothea Evers maakt het mogelijk beter te voorspellen welke patiënten dat risico lopen. Zij krijgen uit voorzorg bloed dat uitgebreid, op meer dan de standaard bloedgroepen is gematcht.
Soms maken patiënten antistoffen tegen donorbloed. Die kunnen de rode bloedcellen van de donor kapot maken, met soms levensbedreigende gevolgen. Bloed wordt standaard gematcht op de ABO- en Rhesus D-bloedgroepen. Patiënten die een hoog risico hebben om antistoffen aan te maken ontvangen bloed dat op meer bloedgroepen is gematcht. Voor dit doel wordt het bloed van donors uitgebreid getypeerd. Maar als patiënten zeldzame bloedgroepen hebben kan het heel moeilijk zijn passend bloed te vinden. Door het risico op het aanmaken van antistoffen beter in te schatten kan uitgebreid getypeerd donorbloed optimaal worden ingezet voor patiënten die dat het hardst nodig hebben.
Infecties
Dorothea Evers onderzocht tijdens haar promotieonderzoek welke factoren patiënten gevoelig maken voor antistofproductie. Het gaat vooral om patiënten die meerdere transfusies nodig hebben. Acht procent van hen maakt antistoffen aan. Vaak zijn dit kankerpatiënten of patiënten met afwijkingen aan de rode bloedcel, zoals sikkelcelpatiënten. Patiënten die daarnaast een infectie met bacteriën of virussen hebben, lopen ook extra risico, vond Dorothea. Daarbij bleek het uit te maken om welk soort bacterie het gaat.
Verzwakte afweer
Patiënten die afweeronderdrukkende medicijnen gebruiken of een verzwakte afweer hebben bleken daarentegen minder risico te hebben op het aanmaken van antistoffen. Dat geldt bijvoorbeeld voor patiënten met leukemie. Door de zware behandeling is hun immuunsysteem erg verzwakt. De kans dat zij antistoffen maken tegen donorbloed is daarom verkleind. Patiënten bij wie de milt is verwijderd lopen ook minder risico. De milt is namelijk een belangrijk orgaan voor het functioneren van het immuunsysteem. Of dat ook geldt voor patiënten met sikkelcelziekte of andere rode bloedcel afwijkingen moet nog verder worden uitgezocht.
Bloedgroepen
Bij een bloedtransfusie worden de ABO en Rhesus D bloedgroepen van donor en patiënt altijd aan elkaar gematcht. Maar er zijn veel meer bloedgroepstructuren, wel meer dan 350. Waarvan er zo’n 25 belangrijk zijn voor bloedtransfusies. Hoe belangrijk, dat hangt af van de mate waarin ze het immuunsysteem prikkelen. Bloedgroepen waarop vaak gematcht wordt zijn Rhesus, Kell en Kidd. Het is een hele puzzel om voor iedere patiënt passend bloed op voorraad te hebben. Door beter te voorspellen welke patiënten uitgebreid getypeerd bloed nodig hebben, kan dit bloed gegeven worden aan patiënten die het hoogste risico lopen op antistofvorming.
Dorothea Evers deed haar promotieonderzoek bij de Afdeling Klinisch transfusieonderzoek Sanquin Research en de afdeling Immunohematologie en Bloedtransfusie, LUMC. Ze werkt tegenwoordig als internist-hematoloog in het Radboudumc, met als aandachtsgebied transfusiegeneeskunde.
Promotie: 19 december 2017, Academiegebouw van de Universiteit Leiden