Begin augustus kwam het nieuws naar buiten dat Sanquin behoefte heeft aan meer donors met een niet-westerse achtergrond. Donors met bijvoorbeeld een Afrikaanse achtergrond hebben namelijk een andere bloedgroep, zo luidt de verklaring. Er bestaan dus blijkbaar meer bloedgroepen dan de A, B en 0 die de meeste mensen kennen. Maar wat is precies het verschil?
Eiwitten op de celwand
Een bloedgroep bepaal je aan de hand van de eiwitten en suikers op de celwand van rode bloedcellen, vertelt Peter Ligthart, analist-onderzoeker bij Sanquin: “Op rode bloedcellen zitten een heleboel verschillende structuren, en 39 van deze structuren hebben invloed op je bloedgroepen. De variaties in elke structuur bepalen welke bloedgroep je hebt.” In totaal hebben onderzoekers al zo’n 350 bloedgroepen ontdekt en dat aantal groeit nog steeds. Ligthart: “Je bloed kan dus bijvoorbeeld A positief zijn, maar daarnaast ook nog bloedgroep U en H hebben. Als we al deze eigenschappen van alle structuren gedetailleerd in kaart zouden brengen, zul je zien dat er een grote variatie in de combinaties van bloedgroepen bestaat.”
Toch is het niet zo gek dat we vooral vaak horen over het zogenoemde AB0-systeem. Dit systeem is veruit het belangrijkste onderdeel van je bloedgroep, omdat het een bijzondere eigenschap heeft. “Ons afweersysteem kan in principe antistoffen aanmaken als je in contact komt met een andere bloedgroepstructuur dan je zelf hebt”, vertelt Ligthart. “Maar dat gebeurt meestal pas als je een of meerdere keren met deze ‘vreemde’ variant in aanraking bent gekomen. De antistoffen voor A of B zitten echter altijd in je bloed.” Dat betekent dat de antistoffen meteen kunnen aanvallen als iemand de verkeerde bloedgroep binnen krijgt, en het bloed snel afgebroken wordt. Daarom zorgen bloedbanken en ziekenhuizen er bij bloedtransfusie voor dat de donor dezelfde AB0-bloedgroep heeft als de ontvanger.
Veel transfusies
Maar hebben al die andere bloedgroepen dan geen invloed tijdens een transfusie? “Zo’n 150 bloedgroepen komen eigenlijk bij iedereen voor, dus dat geeft meestal geen probleem”, zegt Ligthart. “En als je een keer donorbloed ontvangt met een andere variatie, is de kans dat je lichaam antistoffen gaat maken erg klein. Dat zien we vooral bij mensen die heel vaak bloedtransfusies moeten ondergaan, bijvoorbeeld bij patiënten met sikkelcelanemie of leukemie.” Daarom probeert Sanquin de donor en ontvanger van het bloed zo goed mogelijk te matchen. In sommige gevallen is de combinatie van bloedgroepen of de specifieke variatie van een bloedgroep alleen terug te vinden bij een donor met dezelfde afkomst. “Binnen een bevolkingsgroep zien we vaker dezelfde variaties terug, die zijn op dezelfde manier geëvolueerd.”
En dat is nu juist de reden dat Sanquin mensen met een niet-westerse achtergrond oproept te doneren. “Ongeveer vijf procent van onze bevolking heeft een Afrikaanse oorsprong”, vertelt Ligthart. “Dat zien we nog niet terug in onze donoren, dus we kunnen die patiënten soms minder makkelijk precies matchen.” Vooral bij patiënten met sikkelcelanemie is de nood hoger. “Deze ziekte zien we heel vaak bij mensen van Afrikaanse oorsprong en ze hebben regelmatig bloedtransfusies nodig. En als ze door meerdere transfusies antistoffen aan gaan maken, kunnen ze niet al het donorbloed meer veilig ontvangen. Dan is het soms lastig om nog een goede donor te vinden.”
In kaart brengen
Om alle patiënten zo goed mogelijk te helpen, brengen de onderzoekers van Sanquin steeds vaker alle mogelijk bloedgroepen in kaart. “Met behulp van DNA-technieken kunnen we precies achterhalen welke bloedgroepen iemand heeft”, vertelt Ligthart. “Door patiënten uitgebreider te matchen, proberen we het opwekken van antistoffen door het eigen lichaam bij patiënten te voorkomen.” Voor de sikkelcel-patiënten lijkt deze aanpak goed te werken. Helaas is het nog niet mogelijk om al het binnengekomen bloed zo uitgebreid te analyseren. “We maken wel een eerste selectie, zodat we de bekendste bloedgroepen eerst in kaart brengen. Uiteindelijk hopen we wel ooit zo ver te komen dat we iedereen precies kunnen matchen, maar zo ver is het op dit moment nog niet.” En als ze geen match kunnen vinden? “Dan roepen we de hulp in van bloedbanken in andere landen, zoals Amerika, Engeland of Frankrijk. Meestal vinden we uiteindelijk wel een donor, maar dat kan langer duren dan we zouden willen. Het zou mooi zijn als we zelf genoeg variatie hebben.”
Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.