1. Wat is een bloedgroep eigenlijk?
Een bloedgroep is een structuur aan de buitenkant van een rode bloedcel, die opgebouwd kan zijn uit eiwitten, koolhydraten, vetten of combinaties hiervan. Bij een bloedtransfusie kan het immuunsysteem van de ontvanger die structuur als ‘vreemd’ zien als het een andere bloedgroep is dan de ontvanger zelf heeft, waardoor het er antistoffen tegen aanmaakt.
2. Hoeveel bloedgroepen zijn er in totaal?
Naast het AB0-bloedgroepsysteem en rhesus-bloedgroepsysteem bestaan er meer dan dertig systemen met bij elkaar ruim 380 verschillende bloedgroepen. Het gros van die structureren is bij vrijwel iedereen aanwezig, maar een klein deel daarvan komt bij vrijwel niemand voor. Gemiddeld heeft ieder persoon ongeveer 150 verschillende structuren.
3. Waarom wordt bij een transfusie standaard op AB0 en rhesus (D) getest, maar niet op andere bloedgroepen?
Omdat je bij de AB0-bloedgroepen de meest heftige, soms dodelijke reactie kunt krijgen als er geen match is. Van nature kunnen er antistoffen in je bloed aanwezig zijn, afhankelijk van welke AB0-bloedgroep je hebt. Die antistoffen kunnen direct het transfusiebloed afbreken zodra het in je lichaam komt. Daardoor krijg je te weinig rode bloedcellen én moet je lichaam de afbraakproducten verwerken.
Heb je bloedgroep AB? Dan heb je mazzel: jij kunt ál het bloed ontvangen met bloedgroepen A, B, AB of 0 (0 staat voor helemaal géén eiwitstructuur aan de buitenkant van de bloedcel, voor dit type bloedgroep). Jouw afweersysteem maakt geen antistoffen aan omdat het al vertrouwd is met al die eiwitstructuren.
Bij de rhesus (D)-bloedgroep is er meer dan 50 procent kans dat je na een transfusie met rhesus (D)-positief bloed antistoffen maakt, als je zelf rhesus (D)-negatief bent. Daar kan je dan bij een volgende transfusie of zwangerschap last van krijgen.
4. Hoe vaak komen de bekendste bloedgroepen voor?
De verdeling van de AB0-bloedgroepen onder onze donors is als volgt:
5. Wie red jij met jouw bloedgroep?
Patiënten krijgen bij voorkeur bloed van hun eigen bloedgroep. Dat is het meest passend. Dus een patiënt met bloedgroep A-positief geven we bloed van een A-positieve bloeddonor. Maar soms lukt het niet helemaal, bijvoorbeeld omdat er haast geboden is bij de transfusie en een precieze match niet op voorraad ligt. Hieronder zie je welk bloed naar welke patiënt kan:
Bloedgroep A+ > kan naar A+ en AB+
Bloedgroep A- > kan naar A-, A+, AB- en AB+
Bloedgroep AB+ > kan alleen naar AB+
Bloedgroep AB- > kan naar AB- en AB+
Bloedgroep B+ > kan naar B+ en AB+
Bloedgroep B- > kan naar B-, B+, AB- en AB+
Bloedgroep 0+ > kan naar A+, B+, AB+ en 0+
Bloedgroep 0- > kan naar iedereen!
6. Waarom worden sommige bloedgroepen vaker opgeroepen dan andere?
Zoals je bij vraag 5 ziet, kan niet elke bloedgroep naar evenveel patiënten. De vraag in de ziekenhuizen bepaalt welke bloedgroepen we nodig hebben. Daarop passen we de oproepen steeds aan. Omdat iedereen bloedgroep 0-negatief kan ontvangen, hebben we hier graag veel bloed van klaarliggen. Is er bijvoorbeeld bij een ongeval of een grote operatie in het ziekenhuis plotseling veel bloed nodig, dan komt bloedgroep 0-negatief altijd van pas. Ook als er een tekort is aan bloed van een andere bloedgroep.
Heb jij bloedgroep 0-positief, A-positief, B-positief of AB-positief en wil je meer mensen helpen? Word dan plasmadonor