Nog geen donor? Meld je direct aan!
“Een bloedtransfusie in de baarmoeder is nodig wanneer een aanstaande moeder in de zwangerschap bepaalde antistoffen aanmaakt tegen een bloedgroep die zijzelf niet heeft maar haar kind wel”, zegt dr. Elise Huisman. Zij is kinderarts-hematoloog bij het Erasmus MC en transfusiearts bij Sanquin. “Sommige van die antistoffen kunnen namelijk het bloed van het kind afbreken en uit de bloedcirculatie halen, wat heel gevaarlijk is. Als dit gebeurt, moet het kind in de zwangerschap een transfusie met gezond donorbloed krijgen. Een intra-uteriene transfusie (IUT) heet dat.”
Rhesusziekte
Een bekend voorbeeld is de rhesusziekte. Die treedt op als kinderen met bloedgroep rhesus (D)-positief in de buik zitten van een moeder die rhesus (D)-negatief is. De moeder kan dan antistoffen aanmaken tegen de bloedgroep van het kind. Het kind loopt daardoor grote kans op ernstige bloedarmoede en heeft soms wel drie tot zes keer tijdens de zwangerschap een bloedtransfusie nodig. Overigens komt dit gelukkig steeds minder voor, dankzij de toediening van de zogeheten rhesusprik: een injectie met anti D-antistoffen van bloeddonors waardoor wordt voorkomen dat de zwangere vrouw antistoffen tegen de rhesus (D)-bloedgroep van haar ongeboren kind gaat aanmaken.
20-90 milliliter
“De intra-uteriene transfusie is een moeilijke techniek, die maar op één plek in Nederland wordt uitgevoerd: het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)”, vertelt Annemieke Middeldorp. Zij is gynaecoloog-perinatoloog en foetaal chirurg bij het LUMC. Annemieke: “Onder echozicht wordt een naald ingebracht in het bloedvat in de navelstreng op de plek waar die de moederkoek ingaat, of in ditzelfde bloedvat in de lever van het kind. Het donorbloed wordt via de naald in het aangeprikte bloedvat toegediend. Het gaat vaak om kleine hoeveelheden: afhankelijk van de zwangerschapsduur variërend van 20 tot 90 ml donorbloed. Maar dat is genoeg om het kind te redden.”
Extra screening
Het bloed dat voor deze transfusies wordt gezocht, moet natuurlijk matchen met de bloedgroepen van het kind. Daarnaast is er nóg een vereiste: het moet vrij zijn van het cytomegalovirus (CMV). Elise Huisman: “Zo’n 60 tot 70 procent van alle volwassenen heeft een infectie met dit virus meegemaakt, dat daarna niet meer verdwijnt uit je lichaam. Voor volwassenen kan dat geen kwaad, maar bij ongeboren kinderen kan het ernstige schade veroorzaken. Vandaar dat het Nationaal Screeninglaboratorium van Sanquin bloedzakken in haar voorraad extra op dit virus screent, als er bloed nodig is voor een IUT.”
Wisseltransfusie
Als de zwangerschap is volbracht en het kind is geboren, zijn er meestal nóg een paar transfusies nodig. “Donorbloed remt bij baby’s de aanmaak van de eigen rode bloedcellen af”, zegt Dr. Enrico Lopriore. Als neonatoloog in het LUMC onderzoekt hij pasgeboren kinderen. “Daarom krijgen baby’s, tot twee, drie maanden na hun geboorte gemiddeld nog twee bloedtransfusies.” Soms heeft een kind een complete wisseltransfusie nodig. Dit is het geval als er door de afbraak van de rode bloedcellen te veel ‘afvalstoffen’ (bilirubine) in het bloed zitten, wat potentieel schadelijk is voor de hersenen. “Baby’s gaan dan heel ‘geel’ zien”, zegt Enrico. “Meestal kunnen we dit met fototherapie behandelen. Ze liggen dan onder speciale lampen die helpen de afvalstoffen af te voeren. Als dat niet voldoende lukt, wordt al hun bloed vervangen door ‘schoon’ donorbloed.”
Babydonor
Samen met Sanquin doen Elise Huisman en Enrico Lopriore veel onderzoek naar transfusies bij ongeboren en pasgeboren kinderen: “We geven bloed van volwassenen aan baby’s. Dat is eigenlijk gek, want babybloed is anders van samenstelling. Het laat bijvoorbeeld minder makkelijk zuurstof los dan bloed van volwassen mensen. Zeker bij te vroeg geboren kinderen kan volwassen bloed daarom schade aanrichten in de organen. Eigenlijk zou je bloed van een andere baby moeten geven. We onderzoeken vanuit het LUMC samen met het Erasmus MC en Sanquin de mogelijkheid om na een geboorte babybloed uit de placenta te halen en daar een bloedproduct van te maken. Daar zou je als het ware een babybloedbank mee kunnen aanleggen. Dat is voorlopig nog toekomstmuziek hoor. Maar als dat zou lukken, dan heb je straks niet alleen heel jonge ontvangers van bloed, maar ook heel jonge donors.”