Geneesmiddelen doen niet altijd wat ze moeten doen: de patiënt beter maken. Soms reageert het afweersysteem van de patiënt verkeerd op een geneesmiddel. Zo kunnen hemofiliepatiënten antistoffen aanmaken tegen Factor VIII, een geneesmiddel dat hen juist moet helpen om geen bloedingen meer te krijgen. Dat is natuurlijk heel naar. Maar het is ook belangrijk om bijtijds te weten, zodat artsen een andere behandeling kunnen inzetten.
Hemofilie – ook wel bloederziekte genoemd – is een zeldzame erfelijke ziekte waarbij het bloed niet goed kan stollen omdat er een bepaald eiwit (een stollingsfactor) ontbreekt. Daardoor heeft iemand met hemofilie een grotere kans op bloedingen, blauwe plekken en nabloeden bij een medische ingreep. Sommige patiënten hebben dit in een heel ernstige vorm, waarbij er spontaan bloedingen kunnen ontstaan; anderen hebben een wat mildere vorm waarbij bloedingen alleen ontstaan bij een duidelijke aanleiding, zoals een ongeval of operatie.
Remmende antistoffen
Bij de variant hemofilie A ontbreekt de stollingsfactor genaamd Factor VIII (acht). Patiënten met deze behandeling krijgen daarom Factor VIII-concentraten toegediend. Dit eiwit kan uit donorplasma gehaald worden, maar wordt ook op een kunstmatige manier gemaakt. Beide varianten kunnen afweerreacties oproepen: zo’n 30% van de patiënten met ernstige hemofilie en 5% van patiënten met een milde of matige variant maken remmende antistoffen tegen Factor VIII aan. Daardoor werkt de behandeling met het geneesmiddel niet meer. Zeker voor de patiënten met een ernstige vorm is dit heel naar: als de bloedingen niet gestopt worden, kunnen die voor hen levensbedreigend zijn.
Bijsturen
“Er zijn verschillende manieren om dit probleem aan te pakken”, zegt Ilja Oomen. Zij is basisarts in het Amsterdam UMC én hemofilie-onderzoeker bij Sanquin. Want Sanquin is zoveel meer dan een bloedbank. Ilja: “Eén methode is om de remmende antistof te verwijderen met immuun-tolerantietherapie, waarbij je juist extra veel en vaak Factor VIII-concentraten toedient, om zo het afweersysteem als het ware ongevoelig voor Factor VIII te maken. Maar dat is een belastende behandeling voor patiënten. Je kan ook voor een andere behandeling kiezen, met andere geneesmiddelen, alleen is het lastiger om een bloeding te behandelen bij patiënten die al een remmende antistof hebben gemaakt. Die blijft namelijk bij de meerderheid in het lichaam zitten. Als je bijtijds weet dat een patiënt waarschijnlijk antistoffen gaat aanmaken die de werking van Factor VIII afremmen, kun je de behandeling al vroeg bijsturen.”
Vermoedens
Ilja heeft samen met collega’s van het Radboudumc in Nijmegen onderzoek gedaan binnen het zogeheten HiN6-programma. HiN staat voor Hemofilie in Nederland, een doorlopend programma van alle hemofilie-behandelcentra in Nederland dat al sinds de jaren zeventig allerlei aspecten rondom hemofilie onderzoekt. “Er bestaat al heel lang een test die remmende antistoffen tegen Factor VIII kan aantonen”, zegt Ilja. “Alleen bleek in de praktijk dat ook bij sommige mensen die níet positief op die remmende antistoffen testten, een behandeling met Factor VIII-concentraten soms tóch minder goed leek te werken. Zo ontstond het vermoeden dat er misschien ook remmende antistoffen bestaan, die (nog) niet meetbaar zijn. Doel van ons onderzoek was om dat hele spectrum van antistoffen tegen Factor VIII goed in kaart te brengen. Daarvoor hebben we patiënten geïncludeerd uit alle hemofilie-behandelcentra in Nederland; in totaal deden 780 patiënten mee.”
Vervolgonderzoek
Het onderzoek van Ilja en haar collega’s leverde nieuwe inzichten op over het spectrum van antistoffen tegen Factor VIII. De onderzoekers hebben de verschillende antistoffen kunnen aantonen en karakteriseren, en daarnaast was het mogelijk om met een nieuwe, gevoeligere test in het Radboudumc hele lage hoeveelheden antistoffen aan te tonen, wat eerder niet mogelijk was. Ilja: “Een vervolgstap is om te kijken of je aan de hand van het ‘gedrag’ van die antistoffen in het lichaam kunt voorspellen of een patiënt de remmende antistoffen gaat ontwikkelen. Behandeling met Factor VIII-concentraten is dan mogelijk op den duur niet meer werkzaam. Zo kan een behandelend arts misschien wel sneller naar een alternatieve behandeling zoeken, die zo gepersonaliseerd mogelijk is voor de patiënt.”