Urine in een jampotje mee, glazen flessen om het bloed in op te vangen en een cognacje na afloop van de donatie: de tijden zijn behoorlijk veranderd sinds Willem van Egmond (69) bij de bloedbank kwam werken. Hij deed zijn werk altijd met hart en ziel en hield van het contact met de donors. Sinds zijn pensionering blijft hij daarom gewoon naar de bloedbank komen, maar dan als vrijwilliger in de koffiebar.
“Ik zeg altijd: ‘Ik ben met de fles opgevoed bij de bloedbank’, begint Willem. “Want toen ik in 1976 begon in Leiden, gebruikten ze nog glazen flessen in plaats van plastic zakken voor het donorbloed. Die flessen waren veel goedkoper, ze kostten 2,50 gulden terwijl een zak 7,50 gulden was. De flessen waren voor eenmalig gebruik, maar de glazen testbuisjes werden opnieuw gebruikt. Die moesten wij ‘afnemers’, zoals we toen heetten, wassen, spoelen en steriliseren.
We hadden in die tijd ook nog geen schudwegers om het afgenomen bloed heen en weer te bewegen. Dat moet gebeuren om het bloed goed te mengen met het antistollingsmiddel. Daarom hielden we de fles tijdens de hele donatie vast en draaide hem steeds 3x linksom, 3x rechtsom. Dat werd zó’n routine voor me, dat ik op feestjes een flesje bier in mijn hand ook altijd automatisch 3x linksom, 3x rechtsom ging draaien.”
Boterhamzakjes
De donorkeuring vond vroeger één keer in het half jaar plaats. Dan kwamen er 200 donors op dezelfde avond langs voor een lichamelijke keuring en een bloedafname voor de tests, waarna hun bloed voor een half jaar veilig werd verklaard. Ze moesten ook wat urine meenemen voor een controle op suikers en eiwitten. Die urine werd in eigen jampotjes meegenomen, soms met de jamresten er nog aan. Ja, dan vind je wel suiker in de urine … Je had ook donors die hun urine in een plastic boterhamzakje met een knoop erin meenamen.”
“Donors namen hun urine mee in een jampotje, soms met de jamresten er nog aan”
Glaasje vieux
Eén keer kreeg Willem de schrik van zijn leven: hij moest bij zijn baas komen, want een donor had een klacht over hem ingediend. Dat bleek een misverstand. “Toen ik begon bij de bloedbank, was het klassieke ‘cognacje’ na de donatie net afgeschaft. Dat was feitelijk een glaasje vieux dat donors op verzoek konden krijgen om weer warm te worden in de winter. Gaven ze een knipoog bij hun verzoek, dan was dat codetaal voor een dubbele. Terwijl je van alcohol natuurlijk helemaal niet echt warm wordt. Afijn, veel donors dachten dat we dat nog steeds schonken en vroegen er de eerste paar jaren na de afschaffing nog regelmatig om. Toen ik iemand antwoordde dat we dat niet meer hadden, zei een collega grappend tegen die donor: ‘We hebben het wel hoor, maar hij drinkt alles zelf op.’ Tja, die grap werd niet begrepen.”
Vrijwilliger in de koffiebar
Drie jaar geleden ging Willem na 45 jaar bloedbank met pensioen. “Een flinke overgang. Ik ben alleenstaand en opeens had ik niet meer dagelijks mensen om me heen. Toen dacht ik: waarom word ik geen vrijwilliger bij mijn eigen bloedbank? Sinds eind jaren 80 werken er vrijwilligers in het donorcafé voor donors te bedienen en een oogje te houden op mensen die net gedoneerd hebben. Het is leuk om te doen, bovendien is het fijn om een band te houden met Sanquin. Zodra ik binnenkom, voelt het als een warme deken. Een heleboel donors kennen me nog van vroeger. Soms vraagt er een: ‘Kun jíj me niet even aanprikken, want het gaat moeilijk bij mij.’ Maar dat mag echt niet nu ik geen medewerker meer ben. Dat heeft met de verzekering te maken. Ik geef mijn oud-collega’s wel af en toe nog ongevraagd advies hoor, haha.”
Vitrinekast
Willem heeft ook een vitrinekast op de bloedbank ingericht met allerlei historische materialen van een halve eeuw bloedvoorziening: zoals een glazen fles en de verschillende waarderingen voor donors. “Daar zie ik donors nog wel eens geïnteresseerd naar kijken. Ja, er is echt veel veranderd sinds ik begon. Maar ik zeg altijd: ‘Er is één ding hetzelfde gebleven, en dat is de kleur van het bloed.’”