De wachtlijsten voor donororganen zijn lang. Wetenschappers zoeken daarom de grenzen op die bepalend zijn of een donororgaan nog wel of niet geschikt is voor transplantatie. Een van hen is technisch geneeskundige Jason Doppenberg van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Voor zijn onderzoek gebruikt hij donorbloed van Sanquin.
Postdoctoraal onderzoeker Doppenberg, coördinator van de Organ Preservation en Regeneration Unit van het LUMC, houdt zich momenteel vooral bezig met donorlevers en -nieren. Beide donororganen kennen lange wachtlijsten. In Nederland stonden eind vorig jaar 77 patiënten voor een lever en maar liefst 1074 patiënten voor een nier in de wacht. Hoe mooi zou het zijn om donororganen die ogenschijnlijk niet geschikt zijn voor transplantatie, toch veilig te kunnen gebruiken? Met die optie houdt Doppenberg zich al jaren bezig. “Denk aan organen van donors met bijvoorbeeld diabetes, een hoge leeftijd, overgewicht en/of een rookverslaving. Die zouden we doorgaans niet gebruiken, terwijl ze misschien nog best van goede kwaliteit zijn. Daarom zijn we op zoek naar parameters om die kwaliteit te kunnen bepalen.”
Warme perfusie
Vroeger kwamen alleen organen van donors met een hersendood in aanmerking voor transplantatie. Inmiddels is het ook mogelijk organen te transplanteren waarbij de donor is overleden na een hartstilstand. "In dat geval is er sprake van donatie na circulaire dood (DCD)", legt Doppenberg uit. “Dit is mede mogelijk dankzij de komst van de warme perfusie. Hierbij pompt een perfusiemachine een warme vloeistof door het donororgaan, zodat dit actief en in goede conditie blijft. In deze warme vloeistof – het perfusaat – zitten ook rode bloedcellen van bloeddonors van Sanquin.” Dankzij de komst van warme perfusie kunnen Doppenberg en zijn collega’s ook testen doen om te bepalen of vermoedelijk slechtere donororganen alsnog goed functioneren. Voor dit wetenschappelijke onderzoek gebruiken zij rode bloedcellen van donors van Sanquin. Aan donors wordt vóór de donatie specifiek toestemming gevraagd voor het gebruik van hun rode bloedcellen voor dit doel.
Parameters
Tijdens dit onderzoek proberen de Leidse wetenschappers parameters te vinden die iets over de kwaliteit van het donororgaan vertellen. Volgens Doppenberg is dat voor donorlevers al grotendeels gelukt. “Een goed functionerende lever maakt gal aan. Deze vloeistof vangen we op. De samenstelling ervan kan voorspellen of een donorlever wel of niet succesvol kan worden getransplanteerd. Bijvoorbeeld een hogere pH, een lagere glucose en meer bicarbonaat zijn gunstige factoren. Deze kennis passen we sinds enkele jaren al klinisch toe.” Voor nieren geldt echter een ander verhaal. Een nier maakt urine. “De samenstelling daarvan zegt weinig over de uitkomsten van een transplantatie”, licht de technisch geneeskundige toe. Daarom is hij op zoek naar andere parameters die wel iets over de kwaliteit van de donornier aangeven. Deze zoektocht heeft al iets opgeleverd maar daarover wil hij nog niet veel kwijt. “Eerst moeten we daarover in een wetenschappelijk vakblad publiceren. Het heeft iets te maken met bloedgasparameters en de stofwisseling in de nier. Het lijkt veelbelovend.”
Hergebruik en verjongen
Doppenberg benadrukt dat dit onderzoek mede mogelijk is dankzij het donorbloed van Sanquin. Om verspilling van dit kostbare bloed tot een minimum te beperken, gaan de wetenschappers er heel zorgvuldig mee om. Zo is de opslag van dat bloed aangepast. Omdat bloed maar beperkt houdbaar is, wordt voor de testen van donorlevers en donornieren gebruik gemaakt van hetzelfde bloed. Voorheen was die opslag gescheiden, waardoor er meer bloed verloren ging. Doppenberg: “Verder wassen we na gebruik het perfusaat uit, zodat alleen de rode bloedcellen overblijven. Die kunnen we nog één keer opnieuw gebruiken bij een volgend orgaan. Ook willen we kijken of we het opgeslagen bloed langer kunnen bewaren door de oudere rode bloedcellen nieuw leven in te blazen. We denken hierbij aan rejuvesol, een stofje dat de energievoorraad van de rode bloedcellen verhoogt.”
Medicijnen en stamcellen
Het onderzoek van Doppenberg en collega’s zal uiteindelijk moeten leiden tot een betere selectie en dus tot meer beschikbare donororganen. Hij denkt al na over volgende stappen. “We willen kijken of we organen die de nieuwe methode van selectie niet doorstaan, alsnog via regeneratie geschikt kunnen maken voor transplantatie. Donorlevers die vervet zijn – maar liefst 20 procent van de bevolking heeft een vervette lever – zijn nu nog onbruikbaar. Als je dat vet weghaalt, kun je ze wel transplanteren. Of als de klaring van een donornier onvoldoende is, kun je die vóór de transplantatie misschien behandelen met medicijnen of stamcellen. We zijn nog niet zover maar de plannen daartoe liggen wel op tafel.”
Niet-voor-transfusie-bloedproducten?
Voor levering van niet-voor-transfusie-bloedproducten (NVT) wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van restproducten die niet geschikt zijn voor bloedtransfusie. Te denken valt aan restanten bloed in testbuisjes die overblijven na het testen van donors op infectieziekten of buffycoats. Maar in sommige gevallen lukt het niet om met deze producten het onderzoek uit te voeren. Soms is een deel van een bloeddonatie nodig of zelfs een hele donatie. In deze uitzonderlijke gevallen is beoordeling van een medisch ethische commissie van een academisch centrum vereist en beoordeelt de NVT-arts samen met de medisch-directeur of Sanquin daadwerkelijk donors kan vragen of zij willen doneren voor het onderzoek. Dit kan alleen als het leveren van het bloed voor het onderzoek de bloedvoorziening niet in gevaar brengt. Het onderzoek van Doppenberg is hier een mooi voorbeeld van. Zo kunnen de donors van Sanquin een steentje bijdragen aan het oplossen van de schaarste van donororganen voor transplantatie. Alle donors die hieraan meewerken, tekenen hiervoor een aparte toestemmingsverklaring.