Ruim 25 jaar geleden maakte Daphne Thijssen-Timmer kennis met Sanquin. De liefde was blijvend: van onderzoeker in het laboratorium werd ze uiteindelijk directeur Bloedbank en daarmee hét gezicht van Sanquin. 10 vragen aan Daphne, over haar carrière, donors en de toekomst van de Bloedbank.
Wanneer was je eerste kennismaking met Sanquin?
“Dat was al in 1997, vlak voor het Centraal Laboratorium voor de Bloedtransfusiedienst (CLB) als Sanquin verder ging. Ik studeerde medische biologie en liep een paar maanden stage bij het CLB. In 2004 keerde ik als postdoc terug bij, inmiddels, Sanquin. Ik had ondertussen een promotieonderzoek gedaan naar ‘splicing van schildklierhormonenreceptoren’, maar wilde eigenlijk naar een ander onderzoeksgebied. Een gebied dat volop in ontwikkeling was, waar spannende dingen gebeurden en je veel meer een link had met de praktijk. Het stamcelonderzoek bij Sanquin kon dat allemaal bieden. Mijn eerste project ging over het kweken van bloedplaatjes uit stamcellen, een voorloper van ons huidige onderzoek naar het kweken van rode bloedcellen.”
Waarom ben je niet doorgegaan in de wetenschap?
“Ik rolde eigenlijk toevallig in het management en dat beviel heel goed. Sanquin vroeg me tijdelijk leiding te geven aan het Stamcellaboratorium omdat het hoofd, Carlijn Voermans, met zwangerschapsverlof ging. Vervolgens mochten Carlijn en ik samen vanuit dat laboratorium een heel nieuwe tak oprichten met cellulaire therapieën. Daarbij worden cellen in het laboratorium gekweekt om vervolgens in het lichaam van de patiënt hun werk te doen. De huidige TIL-therapie tegen huidkanker is een voorbeeld van zo’n cellulaire therapie. Het opbouwen van die nieuwe tak – waarbij de naam van het Stamcellaboratorium veranderde in het Laboratorium voor Celtherapie – was ontzettend leuk werk; Carlijn en ik vulden elkaar goed aan. We moesten onder meer clean rooms realiseren waar je onder heel strenge hygiënische omstandigheden je onderzoek doet en de cellen kweekt. Dat was een ingewikkeld proces, met bijvoorbeeld het aanvragen van vergunningen, het schrijven van SOP’s (standard operating procedures – red.), maar ook het trainen van de schoonmakers hoe ze de cleanrooms hoorden in te gaan. Dat pionierswerk vond ik heel leuk.”
Sanquin vroeg je vervolgens directeur te worden van de nieuwe business unit Tissues en Cells. Toen hoefde je dus niet lang na te denken?
“Nee, dat was ook een mooie uitdaging. Als onderzoeker moet je een lange adem hebben. Je bent jarenlang bezig met financiering zoeken, je onderzoek uitvoeren en de resultaten publiceren. In het management gaan processen veel sneller. Je neemt een besluit dat soms al de volgende dag kan worden uitgevoerd. Je bent ook op een veel breder speelveld bezig, niet alleen je eigen onderzoeksgebied. Nadenken over de strategie, businessplannen schrijven, met je afnemers praten; dat vond ik allemaal ontzettend interessant en leerzaam. Ik heb nog wel even geprobeerd om het onderzoekswerk naast mijn managementtaken te doen, maar dat ging niet meer. Tissues en Cells vroeg te veel tijd. Helaas lukte het niet om deze business unit, waarin ook meerdere weefselbanken in Nederland zouden worden ondergebracht, op poten te krijgen. Dat had met allerlei externe factoren te maken en met de verandering in visie dat Sanquin zich alleen met de bloedvoorziening moest bezighouden, niet zozeer met weefsels.”
Werd je goed begeleid door Sanquin richting management?
“Zeker. Ik heb veel coaching gehad en verschillende opleidingen gevolgd, onder meer strategisch leiderschap. Ik heb me ook altijd gesteund gevoeld door mijn leidinggevenden, hopelijk voelen anderen zich dat nu ook door mij. Het feit dat ik een vrouw ben, speelde nooit een rol in mijn loopbaan binnen Sanquin. We hebben hier verschillende vrouwelijke hoogleraren rondlopen en veel vrouwelijke leidinggevenden, dus het was heel normaal om in een omgeving te zijn waar vrouwen de baas waren. Dat veranderde voor mij pas toen ik in 2017 lid van de Raad van Bestuur werd, als directeur van de Bloedbank. Opeens was ik de enige vrouw in de RvB, en het jongste lid ook nog.”
Was dat lastig?
“Ja best wel. Want je hebt niemand meer boven je en hebt weinig mensen om je heen op je eigen niveau. Er werd opeens heel kritisch naar me gekeken, als eerste vrouw die bovendien intern was doorgegroeid naar deze positie. Veel mensen binnen Sanquin vonden dat gaaf, maar er waren ook negatieve reacties; ik moest 10 keer meer mijn best doen om me te bewijzen. Ik besloot dat ik me het beste zo open mogelijk kon opstellen, en dingen op tafel moest durven leggen om te bespreken. Dat werkte.”
Hoe is het om directeur van de Bloedbank te zijn?
“Ik vind onze maatschappelijke opdracht heel mooi: wij moeten iets leveren waar patiënten in Nederland iedere dag behoefte aan hebben. Het is heel interessant om dat proces van a tot z te runnen. Bovendien maak ik als directeur ook deel uit van de Executive Committee van Sanquin (voorheen de Raad van Bestuur – red.). In die rol praat ik graag mee over alles wat er binnen Sanquin gebeurt, zoals het vele onderzoek dat ik nog steeds een warm hart toedraag. Zo heb ik ook het Sanquin Research Fund opgezet.”
Wat is het Sanquin Research Fund?
“Een nieuw, zelfstandig fonds dat geld inzamelt bij bedrijven, vermogensfondsen en particulieren voor het baanbrekende onderzoek dat wij doen. Dat is een van de redenen waarom de Bloedbank van Sanquin zo’n fantastische reputatie wereldwijd heeft. We hebben ruim 200 onderzoekers in huis die bloed en bloedgerelateerde ziekten bestuderen en nieuwe geneesmiddelen en bloedproducten ontwikkelen voor patiënten in de hele wereld. Het Sanquin Research Fund steunt dit levensreddende onderzoek en biedt iedereen die dat belangrijk vindt de kans eraan bij te dragen.”
Is Sanquin erg veranderd in 25 jaar tijd?
“Zeker. De organisatie was toen ik begon héél groot, met veel verschillende onderdelen. De plasmageneesmiddelenfabriek is inmiddels verzelfstandigd en de commerciëlere onderdelen zijn naar een aparte holding gegaan. Er is meer focus gekomen op onze kerntaak als bloedvoorziening en meer aandacht voor de donor. Dat is heel belangrijk, want zonder donors kunnen wij ons werk niet doen. We doen heel veel om onze donorgemeenschap stabiel te houden en betrokken bij Sanquin. We hebben net een grote digitaliseringsslag achter de rug, waarbij onder meer de papieren oproepkaart is afgeschaft en donors online heel veel zaken kunnen regelen in MijnSanquin. En op de afdeling Bewerking hebben we de allereerste bloedbankrobot ter wereld geïnstalleerd voor nog meer efficiëntie, dat vind ik geweldig.”
Het aantal bloedbanklocaties is wel behoorlijk afgenomen de afgelopen jaren, waarom?
“Dat is een lastige afweging geweest voor ons. Je wilt overal in Nederland zo goed mogelijk bereikbaar zijn voor iedereen. Maar het was economisch niet haalbaar om op 50 plekken 6 dagen per week open te zijn. We hebben gekozen om op minder plekken, en vooral rondom de steden, grotere locaties in te richten die langer open zijn en goed bereikbaar met de auto en het ov. Waarbij we nog steeds een landelijke dekking houden, omdat we blijven gebruikmaken van de mobiele bloedbanklocaties. We proberen ook op andere manieren veel service te bieden. Zoals met ons pilotprogramma in 2023 om donors veel meer informatie over hun gezondheid te geven. Dat wordt enorm gewaardeerd, merken we. We willen dit de komende jaren nog uitbreiden en veel meer data delen.”
Hoe ziet de bloedbank er over 25 jaar uit?
“Ik hoop dat we dan onze zelfgekweekte rode bloedcellen aan patiënten kunnen geven en met gentherapie bloedziektes kunnen genezen. Daar doen we nu al veel onderzoek naar binnen Sanquin. Hopelijk zijn er tegen die tijd ook voldoende alternatieven voor plasmageneesmiddelen. Want er is steeds meer vraag naar en het is echt moeilijk om voldoende plasma in te zamelen voor al die patiënten die deze middelen nodig hebben. Tegelijkertijd weet ik dat we nog heel lang donors nodig zullen hebben om levens te redden. We blijven dan ook onze ruim 400.000 donors koesteren. Ik vind het nog steeds heel bijzonder dat zó veel mensen belangeloos willen doneren. Dat heeft bijna iets magisch.”